Lieve, slimme Jiria
Prinsesje van mijn dromen
Mocht het toch ooit tussen ons
Tot luidop botsen komen
Gooi mij dan maar om
De vloer is beter dan de bons
En wat mij recht lijkt meestal krom
Want denken doe ik jou niet na.
Lieve, slimme Jiria
Prinsesje van mijn dromen
Mocht het toch ooit tussen ons
Tot luidop botsen komen
Gooi mij dan maar om
De vloer is beter dan de bons
En wat mij recht lijkt meestal krom
Want denken doe ik jou niet na.
Ik knal mijn kop vol koffie
Als ik, rookloos, ter kantine zit
Ik kraak een harde, bruine toffie
Slurp mijn prutje zonder pit
Ik droom van cocaïne
(maar gebruik het goedje niet)
En vaten wasbenzine
Waar ik flink de fik in schiet
Maar hoezeer ik ook probeer
Om wat paal en perk te stellen
Aan mijn vroeghumeurig wanbeheer
De keren zijn niet meer te tellen
Dat, helaas, het warme weer
Daarbinnen mij door slaap doet vellen
Bus 71 van station naar MLK.
Op je boze bolletje
Knalt een koele kip
Zoek je naar je toverbal
Dan ligt-ie op de stip
Groeit een bloedrood duiveëi
Boven op je kruin
Schrijf dan van de weerwraak
Kutkolommen puin
Maar, gaat alles goed
Zet dan alles stop
Kijk naar wat je schrijft
Besef, en sodemieter op
Enkel zelfkritiek is hip
Weten, niet beweren tof
Op je boze bolletje
Knalt een koele kip.
Ik heb net God
in een slechte kroeg
zijn dingetje zien doen
maar dat is wel
waar ik om gevraagd had
wat ik overhoud van toen
en ik denk
in een overmatig
matig breed bedenken
over wat ik van mijn kleine zijn uit
ooit nog terug ga schenken
ga, van mij
u bent god, zij met u.
Eens erop dan nooit eraf
In fraaie cirkels zwieren
cheren door de scherpste bochten
Wie de fiets bedacht is maf
Gekreukt, vergekt, gesjochten
Zie ons gaan, de mensendieren
Onoplettend? Val de straf.
Omslagredaksie.
Tijd, wel wijd en zijd verbreid
Maar nodig, dan te kort
Veel te lang als snakt naar snelheid
Zelden rust, want altijd vort
Hermandad, als daar dan naar
Want duur en regulerend
Nodig, dan beslist onvindbaar
Als professie óók frustrerend
Weder, werkt humeurbewolkend
Slecht, dan altijd hier, nooit daar
Indien mooi, dan stadsontvolkend
Weer en mensen, dat werkt naar
Mens, volkomen onvoorspelbaar
Zomaar wreed, maar snel te soft
Zijn moraal een onvoorstelbaar
Bord voor kop van trage schoft
Dingen waar ik boos van word
Als zijnde gekke Chielie
Grapjurk waar nog veel aan schort:
Stond-ie ooit, dan viel-ie.
Overgang wekt retrospectie. Vlak voor naar tentamen.
Grinnikend spint de inktspin in
Wat, hinkend en al te fictief naar zijn zin
Droomt van torens over springen
Erebloedvlek, dat soort dingen
Wonden van een grote gouden pin
En morgen eet-ie.
Amsterdam-Haarlem per trein.
Ritzen is een vis op spitzen
Snoefsnoek, foetsvis als het mis is,
Vismiss op de televisie,
Flitspoes? Misvis.
In revisie: ritspoes.
Ritzen is de smalle schurk
Met Urker idealen –
Wij gaan die voor hem betalen.
Amsterdam-Haarlem, treinterug.
Twee klappende handen
Zijn ’s ochtends genoeg
Voor het raggen met zeisen
Met wijd gespreide tanden
Want veel te vroeg
Om mijn opstaan te eisen.
Donder op! Scheer je weg!
Ga een varkentje verkrachten!
Laat mij rustig slapen zeg!
Staak dit veel te veel verwachten!
Rek uw leven! Smeer hem snel!
Kuierlat u naar de hel!
En verder: goedemorgen!
Enter, Ov.
Dan was ik bij mijn vader op het dorp gebleven geweest
Als ik was als ik ooit had gewoond in een dorp
Maar ik woon in een stad en ga weg bij mijn vader
En moeder, die vindt dat wat minder, maar ik
Ben binnenskamers volgegroeid, ik puil mij uit
Ik ben te dik.