Jij kijkt me aan van boven dooie vis
En spreekt, je ogen fonkelend, vanachter prei
‘Vandaag ben ik geworden wat tot nog toe niet geweest is
Een schrijver, want mijn woorden vloeiden, ik ben trots op mij’
Ik lach in stilte, maar ik hoop
Voorwaar dat je gelijk hebt, want
Van wat ik hier zie word ik haast vanzelf een misantroop
Omdat niets hier lijkt te kloppen, voor geen meter, van geen kant.
Bork.
Over Soria in Atrium.