Ik kijk langs hout omhoog
Oud, besplinterd, veelbekerfd
Ooit in fris witblauw geverfd
Nu verdwenen, op het oog
Zo kaal en zo verloren
Op de driesprong weegt de lucht
Als loden koepel zwaar, en daar
Beneden lig en staar ik naar
Een vuilgeworden Rembrandt, zucht
En snik ik, uitverkoren?
– ik wil het niet meer horen.
Tijdens Omslagvergadering, in stilte tegen Erik (lay-out).