In zacht, verhelderend middaglicht
Flits ik, tweehoog, met de wind in mijn oren
Door luchten die zelfs nihilisten bekoren
Ik zweer dat ik zwaar voor hun schoonheid zwicht
Maar ik kan niet aan stalen staketsels voorbijgaan
Die binden de blik en doorsteken het uitzicht
Van hier, in de zon, tot daar, waar het weerlicht
Zachtjes zakt uit mijn ooghoek een traan
Maar mijn rede wil zulk een gezwijmel beteugelen
Industrie is iets nuttigs
Niet meer gaan dromen en helderblauw vleugelen
Nooit meer verloren gaan, bodemloos bammen
Hippies zijn iets truttigs
Maar bedrog is er moeielijk uit te rammen.