Ga naar de inhoud

Woesj  

Er huilt een ongeziene vijand in
De wind slijpt en schuurt schors
Van de bomen, die groots en fors
Ruisend buigen, omhoogpriemen in

De hemel, vol grijsgrauwe wolken
Vloeiend krullende verdwijningen
Onafzienbaar, golvende deiningen
Onaanraakbaar, schoner vertolken

Van diepe emotie heb ik nog niet
Nimmer nog gehoord of gezien, en
Nooit ’n mooier, oneindiger lied

Laat mij deze muze eeuwig dienen
Die droom, die niemand ooit ziet
Natuur die niemand kan verdienen

Gepubliceerd inUncategorized