Laat al die krolse katers voor mij branden
Waar luid geween zal zijn
En knersingen van tanden die
Door beddingrot en gatengroei
Al vergaand aangetast
En walmend weggerot zijn tot een onderaards geloei
Het aambeeld treft en splijten doet
Voor mij is dat gepast
En ook veel beter dan ’t gejammer
’s Avonds op het dak
Waar Sinterklaas vannacht van schrik
Zijn schimmeltje van brak
En toch hou ik van katten.