Maar, nu, nieuwjaar
en alles fris in wit
alsof daar wat in zit
stiekum git is wat het is
waar gitzwart ijs ons
glijmisleidt te denken dat het meevalt
terwijl bij al die zeespalt
molens malen, boven slons
it gaet nit oan, het gaat nooit meer
zelfs als het ooit nog komt
die tijden zijn voorbij
daar zijn wij niet meer bij
wat was komt enkel terug
na ons, een zondvloed voor de brug
en dat is goed, dat hoort, dat spreekt
de mens, dat zingt en kraakt en breekt
en wie niet luistert naar
de stem die zegt: “Niet luisteren!”
die weet zich, tegen duisteren
verwakt en rillend mis:
daar helpt geen lieve moeder aan.