Ga naar de inhoud

Maand: juni 2003

Frismis

Ik heb niet hoeven klagen
Kan dat altijd wel
Mag het van mezelf
Maar verberg het verder wel
Als ik jou maar niet meer hoef
Niet meer op mijn lippen proef
Wat jouw gal daar heeft verpest
Bitter, uitgetest.

Café Stiels, Haarlem.

Plankenkoorts

Je kunt, daar eenmaal ooit geweest
Die blikken nooit meer mijden
En zo wordt elke menigte
Onbedoeld dat lijden
Dat vragend onderzoekende
Dat verbaasde tasten
Toch is dat, na al dat leven
Nog de minste van de lasten
Zo zit ik hier vloekende
Godver, godver, domme.

Terras van Café de Roemer, Haarlem.

Neus

Ik zou mij dat beter maar
Allemaal vergeven – maar ik kan het
Niet vergeten, nog bezeten
Door wat jij bezat – daar, waar jij mijn ziel hield
Is dat lege, zwarte gat
Hier, in de zon
Kan ik enkel denken
Aan hoe dat begon
Eeuwig brekend weten.

Terras van Café de Roemer, Haarlem.

Hemelzet

Laat goud vangt, verscholen
Ademloos jouw blik
Waar de pot met goud staat
Zit, vanavond, ik
En dus valt dit laatste licht
Op mijn stil fortuin
Heb ik dom en echt geluk
Tot bovenin mijn kruin.

Terras van Café de Roemer, Haarlem.

Zwelf

Weet je, mijn lieve
Je bent dat niet meer
En mij kan dat niet langer schelen
Ik heb je nog lief, maar kan je
Als je dat niet bent niet velen

Zet mij liever tussen velen
Aan het vechten met mijzelf

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Waasstaar

Dromend door kantineramen
Stroomt mijn geest naar vroeger
Waar ik denker ben geweest
Werkt de zwoeger zich

Als een vetvermeste big
Zwervend langs zijn leest
Weet pas later, na de kater
Waarvandaan de klappen kwamen

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Lijdensweg

Alle lamme zwalkers vallen
Eenzaam aan de straat voorbij
Van klinker tot klinker struikelvrij
Elke pas een overwinning

Waar, in tijden van bezinning
Niemand zich opnieuw beziet
Overdenkt eenieder alles
Terwijl alles langsschiet

En zo blijft zo’n zijstraat
Spil van eeuwig leven
Voort en verder durend
Pad van doelloos streven

Huilend terug naar huis.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Bieren bij Esmée

Vandaag heb ik niets geschreven
Want praatte ik met Esmée
Als ik dat zo goed schrijf
Zat ik daar niet mee
Want zij is, zo lesbisch als ze is
Mijn soort van geest
Waar ik overmorgen kom
Is zij gister al geweest
En andersom
Dat is nou waarom ik graag
Minder dichtend thuis kom
Heb er vrede mee.

Niet op het terras van Café de Roemer, Haarlem.

Onverschil

Als ik in jouw ogen kijk
Zie ik enkel onzin
Als ik wacht totdat jij praat
Hoor ik enkel slap geblaat

En daarom wacht ik niet
Voor mij ligt, daar om de hoek
Zeer waarschijnlijk wat ik zoek
En wat ik wil, in het verschiet

Jij mag lekker blijven
Bijtend naar de wereld kijven
Zout in open wonden wrijven
Het zijn toch de mijne niet.

Novecento, Haarlem.