Ga naar de inhoud

Maand: maart 1990

Vandaar

Toen alle hoop verloren leek
– er klonk alleen nog troep –
Toen alles wat nog speelde zeek
– nergens meer een goede groep –

Toen alle hoop verloren leek
– de kunst stond in haar blootsje,
de muze had een zonnesteek –
Toen schiep God ‘Ha! Kadootsje!’

Bij Bork, ontwennend.

Gonst

Je zocht en zocht, maar nergens vond
Je waar je ei dat warrig is en rond
De luchtmacht zoekt nu mee naar een F-16
Die raast al jaren in jouw bovenkamer rond.

Ter Ed.

Parodie op Stip, te ondertekenen met ‘Ms. Punt’.

Doen!

Treft u er geen smaak meer aan
Schenk dan uw banaan aan Daan
En heeft u, aan de telefoon, genoeg van ’t Schild, Jan-Willem
Aarzel dan niet langer meer, geef hem door aan Schillem
En is uw auto slechts een wrak dat wentelt in zijn doem
Sla er dan een slaatje uit: verkoop het kreng aan Bloem!

Bij Bork, nog.

De bomen waren as…

De bomen waren as
De lucht was zwart
De heuvelen zonder gras
Lagen op mijn pijnlijk hart

De mannen werkten niet
Rondom in ’t riool
Als groeven ze met een vergiet
Maar kalm en zonder jool

Over de aarde leek
Waarschijnlijk alles stuk,
De wereld en het plakje cake
e leven vol geluk

Ik liet mijn liedje klinken
Bang en overstuurd
Mijn voeten die afschuwelijk stinken
Liepen in de foute buurt.

Bij Bork, ontwennend.

Zie Gorter, 1890.

Asociƫren

Voor ons passeert een bebrilcreamde muurkuif
Offer van honend, neerbuigend gekijf
Misdrijf door Wasbord en Nikkellijf
Snel nu, vanonder de huif naar de ruif

Honger komt snel na zo’n eerste bedrijf
Bestel nu, alles kan, van duif tot kluif
Ik verwerk alles, schokschouder en gnuif
Haarlem hongert ook weer, stijf

Dondert op met uw lawaai
Voer mij minder van uw pus
U is te hol, te luid, onfraai

Geef mij cumulus en stratus
Wonkende wolken en vleugels, een luchthaai
Ja, spaar mij uw muskus en staat, qua status.

Op Egelantierschaaktafel buiten.

Natstad

Onder het stationsdak vogelt het
De regen valt mij slecht
Soms, in het donker, kogelt het
Meest tuig dat tuig bevecht
Hier, altijd gassig, altijd klam
– teugelloze stad –
Vies en drassig Amsterdam
Van alles wat, zot en zat.

IJle Griekse karyatide…

IJle Griekse karyatide
Je bloost voor de bosrabauw
Tuimelend in een onzichtbare vide
Verliest zich je breekbare hart in het blauw

En ik zal bij buslading komen verpozen
Bij duizenden je glimlach drinken
Peilloos diep in rouw verzinken
Wel perfect, niet mij gekozen.

Bij Paasman.

Het haasje

Wat een verslaving
Geen dichter, geen zanger
En toch aan de muze
Een leven en langer

Dit gedicht heeft niets met de gelijknamige kroeg aan de Riviervischmarkt te maken.

Laatst verweer gebroken

Waar weide lijkt te zijn zengt, recht vooruit
Een wereldbrand mijn hart mijn borstkas uit
Ongeziene vlammen maken werkelijke wonden
Sissend schroei en schrompel ik, verwond maar ook verbonden

Gevoelloos lam suiste onbewogen wat van binnen terugrent
Weg van jou wat regenbogen, fel als vlammend monument
Aan ons had willen kleuren, anders dan dit schrijnend rood
Stil verscheurt mijn krijs de wereld, samen eenzaam, levend dood.

Bij Bork.