Er rammelt een gierende giek door de regen
Gras zwelt grenzeloos, ruist allerwegen
Grinnikend vloeit mij de rimpelvaars voor
Door de doem van het slaphangend doek
Hinnikend hinkt er een ploegpaard vandoor
Met de komst van het groen raakt zelfs het grijs zoek
In Friesland raakt alles teloor.
Who the hell is Burema?