En weer, terwijl
Rook verkringelt
Water buiten verder singelt
Breng ik vuur, dat
In mijn leden
Aandringt op volkomenheden
Naar een niets dat minzaam wacht
Armen gastvrij wijd gespreid
Inviterend naar mij lacht
Maar niets begrijpt van wat
In mij sluimert, onverstreden
Weet ik, het wordt tijd.
Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.