We willen brood en spelen
en het liefst niks delen
omdat alles wat we delen
altijd minder lijkt bij ons
we willen moord en kelen
vrolijk vierendelen
want alles wat we stelen
lijkt olijklijk voor ons
maar als u vraagt: “Wat wil je nou?”
dan weten wij het niet
we zijn een stuk verdriet
te klein, te zielig, grauw
en elke vrijdagavond
als de wereld te dichtbij komt
dan duwen wij die weg
en maken wij ons blauw
want dit zijn wij voor altijd trouw
(de rest van alle normen: pech)
dat ons niks echt bomt
behalve onze rust, au fond:
de tering, voor de tyfus.