Altijd in deze
ik ben van niets zeker
behalve het niets, dat
nooit loslaat
En ik streef en verzet
tegen alles en nog wat
omdat dat nou eenmaal
zo gaat
Een mens heeft, in wezen
louter de gifbeker
eenmaal op straat
heb je het al gehad
is het uit met de pret
en voor alles te laat
Maar de pracht op je pad
is allang niet meer praal
De mens is, in wezen, uiteindelijk
kaal.