Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

Voorjaarsvrij

Ik denk in mijn winterwarmte
Dwars door frisse kilkou heen
Klappertand niet, vries niet vast
Maar pak mijn das en, op de tast

Een grote zwarte zonnebril
Dan stoot ik de deur opzij
En stap naar buiten, zonnig ijsvrij
Dit is hoe ik het graag wil.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Ray.

Weet dat
Waar je speelde,
Klank valt

Dat waar jij staat
Klater schalt

Jij, in deemoed
Blijft wel staan daar

Maar daarvan is
Weer niets waar

Dan dat
Jij dat meent.

Toneelschuur, Haarlem.

Oke, galop

Oke, galop
Ik spring over voorden
Ram langs jouw transen
Hoor half jouw hijgend
Gevreeskrijste woorden

Sla er mijn zwaard doorheen
Duw, trek en stoot
Maar ik sterf vanavond
Machteloos bloot

Ontketend, in

Oké, galop.

Toneelschuur, Haarlem.

Dom spul

Ik heb in Rohan
Wat rondes gewandeld
Blijkt nu als ik, zwelgend
Mijn kelken hervul

En in een bruingroen
Van helderblauw breed
Heb ik in wat ik mijzelf toen verweet
Jou een meppend ding zien doen

Nu deed ik dat zelf en vind ik
Dat ik dat wat minder moet doen

Weg met relateren.

Toneelschuur, Haarlem.

Bovenjan

In your very own Helm’s Deep I
Failed, to call you John.
So, if in too much of this I
Tend, to carry on
I will see your centenary
Hold its own against me
And pray for ours to carry on
Far beyond what’s gone.

Toneelschuur, Haarlem.

Anders.

Zing, door de morgenstond
Ademloos rond
Raak, in je ruiterval
Struikelend grond

Droom, in je bergendal
Hard langs je staar
Predik er brilgedrag
Doe, wat je niet vermag

Niemand, hier
Vind dat raar

Maar ik
Ben ergens

Toneelschuur, Haarlem.

Ayurvaga

Jij kunt nou wel daar staan blaten
Dat ik zelf geen fouten ken
Maar ik heb hier net staan praten
Over hoe fout ik wel ben

Dus je lult weer uit je nek
Ik ben soms goed, maar niet gek
En ik ben stellig als ik weet
Want anders houd ik fijn mijn bek

Zou jij ook eens moeten doen
Hier, neem nog een biertje.

Kroonlicht

Ik kan mij, bij jouw gezicht
Veel te weinig beelden
Zie geen wonden, dicht
Die eerder in jou heelden

Weet niet van het weids geluk
Dat in jouw blik niet schittert
Aan jou is ook nergens iets
Dat in nachtlicht schittert

En juist dat is fascinerend
Valt zo uit de toon
Spant, qua eigenaardigheid
Heel vanzelf jouw kroon.

Toneelschuur, Haarlem.

IJsbloemen

Het is geen elfstedenregen
Ik zie bloemen, in dit ijs
In dit kleinsteeds miezeren
Blinkt een paradijs

Over halfverlaten vaarten klatert
Hol, jouw lach
Die dat, deze winteravond
Eindelijk weer doen mag

En zo zie ik zomerwegen
Middenop een lange reis
Lach ik naar het licht, want ik
Zie bloemen, in dit ijs.

Toneelschuur, Haarlem.