Ga naar de inhoud

Chielie's gedichten Berichten

In Zandvoort

Zij droomt van kleine plastic roze poppetjes
In het gelid, en kasten vol ervan, zo hoog en lang
Ze is er in de ban van, maar wat bang, je hebt haar snel op stang
Want vreest abortusbang, als onder koeien

En zo hoor ik haar ’s middags luidop loeien
Haar kamerspiegel springen met een droef doch luide pang
Haar katten dansen op haar valse zang, van vloer tot zoldergang
Ze springt er heen en weer voor, snel, met hoppetjes.

Bij hoofdstuk II van ‘Woordvolgorde’ door Joop van der Horst.

Beeldenstorm

Neen, nu moet ik mijzelf corrigeren:
Wat gezien mijn ervaring de waarheid leek,
Blijkt, nu ik weer merk hoeveel ik kan leren
Niet meer dan de pijn door het hart van een leek

Dus vooruit, zeg mij wat u kunt zien in mijn werk
Zo benieuwd ben ik zeg, dat is nauwelijks te filmen
Ik maak mij inmiddels verschrikkelijk sterk
Dat ík nauwelijks weet wat hìj schrijft, maar wat wil men?

Dáár hangt het vanaf, want gelijk willen krijgen
Dat nekt deze muze, en democratie
En de harmonie, die als woorden zich rijgen
Tot verzen, er is, of althans, die ik zie.

Na eye-openend college van Beekman, Klaus, of liever gezegd, erin, en naar aanleiding ervan.

Aan de zee

Grootviziers met snelle sleden
Storten zich van duinen af
En in het dorp wordt hard gereden
Wie niet werkt, verbrandt voor straf

Helaas, hier faalt de Hermandad
Want onder luid gejammer
Daalt de zon en wordt het klammer
Linker, vol en vuil, zo’n strandbad

Dat de wet de zon niet leidt
Dat doet haar echter overheersen
Zo heeft ook Joop de spraak bevrijd –
Wel lastig bij het taalbeheersen.

Tweeluik met In Zandvoort‘.

Voor negen vrouwen

Ach, mijn lieve dames
Hoe kan ik u vergeten
’t Is niet als met reclames
Die me duiden wat te eten

Ik eet al jaren niets meer
En ik heb geen slaap gezien
Sinds ik u intens vereer
Is dat niet nodig ook, misschien

En er zijn er die mij wijten
Niet genoeg voor mij te zorgen
Dat ik mij daarvan moet kwijten
Zal mij psychisch nog eens worgen

Want ach, mijn lieve vrouwen
Hoe kan spijt mij ooit bevatten
Als ik van u wel moest houwen
Omdat gij mijn hart bleef jatten?

Slaap in vrede dan, mijn lieven
Hoort, ik ben u dankbaar
Laat mijn leed uw ziel niet klieven
Zij gegroet, vanaf mijn doodsbaar

Rode oortjes

Nou zegt Rick dat de popmuziek dood is gebloed
Maar hij ziet nog geen eind aan het zielloos gewroet
Nou, ik ook niet, maar ik zie wel iets overpozigs
Ik zie dat het plastic fantastic gaat stranden in hoogsteigen éénvormigheid
Dus terwijl zich dat afwerkt, traag, beid ik mijn tijd
Het gevaar, vanzelfsprekend, is grievende spijt
Omdat Hilversum slim blijkt te zijn, zou nog kunnen
Ze hebben het ook al tot hier kunnen runnen
En wie dom is, kan sterk zijn, bewezen de Hunnen
Dus zie ik de toekomst ook als iets onrozigs
Maar licht is er mijns inziens wel, net als bloed
En als zweet, dat nog steeds wordt geplengd waar dat moet.

Pril geluk

Zijn buurman overleed, en deed dat gisterenavond
De buurvrouw had dat niet verwacht, ze vindt het maar kwaadaardig
Want morgen was hij jarig, dat ontwijkt hij hiermee vaardig
Nu blijft haar taart oneetbaar staan tot na de vastenavond

Verdomme, fluistert zij aan ’t graf, ik haat je, brand voor eeuwig
En hinnikend van ’t lachen werpt zij aarde op zijn kist
Met een zonnebril verbergt zij dat wat iedereen al wist:
Dat het hinniken geen huilen is, onkuis en ook onweeuwig

En iedereen spreekt schande van haar, achterlangs haar rug
Maar zij trekt zich daar niets van aan, en viert al dagen feest
En naar wie haar misprijzend aankijkt, kijkt zij zo terug

En hij kan niet bepalen hoe hun huwelijk is geweest
Maar het lijkt hem dat hij minder van zijn buren weet dan vliegensvlug
Het beeld zich in hem schetste bij het pasvervlogen huwelijksfeest.

Kopieerkreng

Vanmiddag vermoord ik haar
Hang ik haar op aan haar nuffige neus
Een haak door haar vleugels
En steek ik met poken haar ogen eruit
Scheur ik haar aars met een boomstam uit
Keel haar met staaldraad en splijt haar met zwaarden, heus
Hedenvanmiddag vermoord ik haar.

Zeg Von,

Als jij voelt wat ik voel dat wij samen voelen
Dan scheuren wij langzaam ons hart uit elkaar
Als dromen bedrog zijn is alles onwaar
Maar ik voel dat jouw ogen hetzelfde bedoelen

Ik zie je pijn om mijn afstand tot jou
En ik wil ze verkleinen, maar kan dat nog niet
Nou, en dat heet dan dus liefdesverdriet
Dat is vreugde en pijn omdat ik van je hou

En jawel, er is meer dan geld in het leven
En wat telt vind je niet in de lucht maar je hand
Maar ik had je veel liever mezelf gegeven

En zo sta ik brandweerloos binnen in brand:
Hoe geef ik twee wat ik één maar mag geven?
Ik voel me een dubbeltje op z’n kant.

Van ogen en tanden

Het barst van de belazerij
Massaal neemt men zich bij de neus
In leven en in maatschappij

En lijkt er voor het kwaad geen keus
Dan zelfmoord, wees niet al te blij
Het kwaad verplaatst zich slechts, en heus

De schaduw is er door het licht
Dat houdt elkaar in evenwicht

Doch wees hierover niet te droef
De keus blijft altijd voor u daar
Slechts zonder held is er geen boef

En goed is fijn, maar kwaad is naar
Het leven stelt ons op de proef
Het eist balans, dus vechten maar.

Onmacht

Twee grijze muizen schuiven
Zonder kater onder plastic door:
Volièrezand, en tortelduivevoer
Een spin rot stervend naar zijn moer
Maar waarom klapt de val niet dicht? Fantástic hoor:
Twee kleine muizen gnuiven.