Ik ben een halfgod, mijn adem brengt
Vuur en pracht bij zonsondergang
De wind is vol van mijn wondere zang
Mijn regen valt helend op velden verzengd
Ik ben een monster, mijn zieke brein zoekt
Naar dood en destructie in nieuwe gradaties
Mijn wreedheid waart rond in mijn fortificaties
Ik heb met mijzelf ook de wereld vervloekt
Ik ben een burger, een keurige knaap
Die de middenweg leeft tussen liefde en wreedheid
Die uitersten slechts bezoekt in zijn slaap
Ik ben een mens, een gevaarlijke weegschaal
Een kakelend lachen om eeuwige tweestrijd
Een nar, voor altijd aan de schandpaal.
Bij Bill Flanagan’s interview met Gordon Sumner in ‘Written in my soul’, Luitingh, Utrecht, 1988.