Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Kroegentocht

Marmerlei die kilspreekt van
Voorgoed geloosd granito
Stil veelkleurig uitgelicht
Heel het leven dito

Wil ik wel geloven dat
Dwars door natte straten
Dimlicht kruisend, stadsverlaten
Dit een werksterk ding is

Maar op mijn ziel, die onverwacht
De nacht door naar het leven lacht
Maakt dat niet langer indruk

Ik wil gek, en overtoverd
Afgedakt, voorgoed ontpoverd
Liefst niet langer stuk.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Sleuren

Het kan maar zomaar goed gaan
Poëtisch, zelfs als onterecht
Je vraagt je soms wel blijvend af
Wie dat voor jou heeft neergelegd
Maar als je dat zelf bent
Dan is er niemand ooit zo maf
Dat-ie het je zegt
Daar moet je zelf maar voor gaan staan
Je raakt, eraan, gewend.

Terras van Café de Roemer, Haarlem

Bij de borrel, na het behalen van mijn theorie-certificaat (voor de tweede keer in de historie, mèt de maximaal toegestane 5 fouten – ook voor de tweede keer).

Plankas

Haal mijn haat niet nader
Kap dat cultiveren
Laat door overkappend glas
Zonlicht triomferen

Broei zich completeren
Volrond rood en helder groen
Zich wreken op een zappend ras
Van wie er niet toe doen

Altijd maar weer bezig
Knokig, arm, onvlezig

Van verdringing vader

Doe mij nieuwer toen.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Stiftvilt

Er is te luid lachen
Te zachte weeklacht
Traag verderf
Ontspoorde pracht

Maar dat er ook
Een jij zou zijn
Een ziel zo helder
Simpel rein

Dat had ik nooit verwacht
En omdat ik het nog niet snap
Beleef ik fluisterzacht

Wat ik, beleefd, niet voor de grap
Laat staan gemeend mag weten
Ik ben, aan jou, gemeten.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Reagens

Je kunt, van vermoeidheid
Soms nauwelijks meer kijken
Dat kost je de blik op
Weidser wijken

Wie, in stramheid
Niet wil reiken
Naar een dunner kop
Vrijer kijken

Geeft zichzelf de klop, erop
Zal vast veel bereiken
Toch beklijft de strop

Moet je ook niet zeiken.

Lugosi’s, Haarlem.

Gaan

Ja, maar als ik
Jou geloof
Doorheen het doorgaand bonken
En het enthousiasme in je
Overmatig lonken
Is er lekker niets in mij
Dat daardoor nog kan lijden
Omdat het jou wel lijen kan
Voorspel ik fijne tijden
Voor zo’n gedreven man.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Zijnedijn

Twee lichterzijden langs
Een donker vliedend vegen
Langs een spiegelend reflex
Waar verdwaasd langs ’s Heeren wegen
Heel het goddeloos complex
Minder voor dan tegen
Zelfvermaakt tot tweederangs
Spreek ik dat, voorbij, niet tegen
Ik geloof het mijne.

Café Lugosi’s, Haarlem.

Boterloos

Alles bij elkaar gebracht
Waar, in gouden najaars-aarzel
Heel bedeesd de dag al valt
Voor hij voluit stond
Heb ik waar ik vond
Dat, doorheen de veelspalt
Met zekerheid geluk bestond
Mij dat dan maar gedacht
Wel vreemd, zo’n vrijdagmorgen.

Terras van Café de Roemer, Haarlem.

Maar niet alleen

Verhip, maar kijk, mijn muze
Kan ook gewoon nog lam
Plots wat minder stram
Deinen met de her-excuse
Doorgaan, maar als vachtdiep schaap
Als strakomhulde wolf
Toch is dat niet strikt mijn ding
Elke hand zijn eigen kolf
En eenzaam hier, de mijne.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Voorland.

Zelf zie ik geen been in
Een harder, nieuw
Begin
Vind ik er, vanzelf
Wel weer
Een zelfde streven in
Mocht ik mij gaan richten naar
Een kleiner, stiller nijd
Waarschuw mij dan, want dan
Pleit ik mij te vrij.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.