Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Nachtraas

Ik maak geluiden die jij niet kunt duiden
(vrrooaapp, vrrooaarr, vavoeemmmm)
kogel onder sluikse regen
door een stad met lege wegen
(wereld op weg naar een donkerder doem)

Jij slaapt, ik gaap
grijns, zet ‘m in z’n vijf
raas drie meren langs en blijf
rijden naar de dageraad

Straks, als jij opstaat
kijkt, verbijsterd, ik
jouw ochtend, mijn avond
na, vanachter bierblik

Op naar huis, om uit te luiden
weer een dag geschraagd:
opdat u kunnen zult en blij blijft
gaan wij waar het u behaagt

Het is een heel vreemd vak
Dronken prima, snuifstrak niet
oud of oerstom mij een biet
maar met stip op stukst verdriet:
betweter, kouwe kak

Rotrijk volk, rot op.

Schilderbrood

Kijk, het is de Wintermelle
Laat mij als altijd
zomaar in de regen staan
Niet eens uit nijd
maar om het rellen

Ik vind het vandaag niet erg
Hier, in deze regen
Als-ie valt, vandaag, voor Aart
Staat die regen mij niet tegen

Levend met de dood.

Café De Roemer, Haarlem.

Bij de crematie van Aart de Ruig op Driehuis-Westerveld.

Chinese regen (een lied)

vanmorgen, als de donder
over al mijn daken rolt
en de zonsopgang, de zonsopgang
de zonsopgang voorbij holt

is mijn dag te vroeg begonnen
al mijn garen al gesponnen
laat het dan maar regenen
maar regenen, maar regenen

maar het regent niet
geen vocht in mijn verschiet

maar als ik ver genoeg schiet
met koudijs en zilverjodied

kan ik leer ik, regen dwingen
en dan zal ik voor jou zingen

bliksems ja, dat zal ik.

Pasplaats

In termen van was
is er altijd geen heden

In bermen van gras
ligt vuilnis, alleen

In thermen van was
valt vuil weg, vergleden

En in het verleden
ooit, was er sas

Nu zijn wij smerig gestreden
geen voor alleen

Op de plaats voor de pas.

Beiblij

Terwijl ik gaap, straks slaap
en jij
stil droomt (van mij?)
loop ik over van en hoop ik
op ons beiblij

soms, heel soms
gaat het niet voorbij

Landgenooiten

Sjonnie komt nooit op
maar ongeveer
– ik merk het elke keer
Vandaag doet hij het ook alweer

– maar ik klap niet meer
Ik vind het niet kuikentof
bij ervaring onverloft
Ik hoop elke keer dat Sjonnie
uit zichzelf ontploft

Maar het is onmisbaarlijk
Sjonnie zal er altijd zijn
Eeuwig zeurend dreinrefrein
Onnoot landgenoot

Niet mijn element

Ik zit hier weer in weeralarm, met
dan ook nog daarbij
langs houten platen huilwind, pret
maakt mij blij

Blij? Ja, want straks, als alles
dichtverslagen, met vertragen
toch nog sluitend is

zal ik als ik aan jou denk
– en sterf, tussen de muggen –
niet meer rillen, wildverkillen
bij jou fijn mijn wereldpluggen

water hoort bij vis

Zonneblauw (visioen)

De maagd die, hoogbezwangerd
van boven naar mij kijkt
is net zomin heilig als
wat mij bij toerbeurt
met kleur en geur verrijkt

De god met wie ik rondrijd
die zei dat nog zopas
Het geeft geen pas onpas te zijn
er schuilt wèl waarheid in mijn wijn
dat voel ik aan mijn water

En dus zwaai ik naar haar
de rest is dan voor later
nu ga ik eerst eens in de zon
lekker werken aan mijn kater:

zien, dat moet je doen.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.

Rooz be’kheir

Jouw geluid van zomer
is mijn geluid van hel
moet dat niet eens andersom?
Ik denk, het eerste wel

als ik, in mijn zomer, ooit
zo zorgeloos kan zijn
bel ik jou daarover, fijn
maar zo mooi wordt het nooit

gedenk dat bij je bier:
mijn verscheurde land is hier.

Terras van Café De Roemer, Haarlem.