Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Maaiveld

De man van heden maait het gras
dat blijft zoals het vroeger was
wel kortgewiekt, maar toch verziekt
want altijd weer dat groeien

De man van heden denkt, wat rondjes
om de trampoline – het is om te grienen
Dit volk-met-korte-lontjes
zal helaas wel blijven bloeien.

Bij prachtige foto, die Victor Schiferli van zichzelf op Feestboek plaatste. Erop zit hij op een gemotoriseerde grasmaaier in zijn nieuwe tuin.

Instaat

Altijd in deze
ik ben van niets zeker
behalve het niets, dat
nooit loslaat

En ik streef en verzet
tegen alles en nog wat
omdat dat nou eenmaal
zo gaat

Een mens heeft, in wezen
louter de gifbeker
eenmaal op straat
heb je het al gehad

is het uit met de pret
en voor alles te laat
Maar de pracht op je pad
is allang niet meer praal

De mens is, in wezen, uiteindelijk
kaal.

Lijdenschaft

“Dat waren nog leuke tijden”
– want nu zijn ze dat niet?
Het spijt me maar ik denk dat
iemand hier dat anders ziet

Die heeft juist toen vrij veel
geleden, die denkt nu
“verhip, ik leef
ik denk dat ik voor u
en mij dan maar naar nog meer streef”

Het grijpt ons naar de keel
wel, soms, het leven, dat is waar
maar ik zit hier nog lang niet
met m’n handen in geen haar
ik leef niet om verdriet.

Het leven heeft nu eenmaal zin
zolang je leeft, het is wat
met heel veel erin –
laten we samen verder lijden.

Vroegvlucht

De eenheidsworst die mij
uit bed bladblazert
is, inherent, onvrij
en ook nog te belazerd

te beseffen dat, misschien
terwijl hij sliep
ik nog verdien
wat hij mij nu misgunt

Geklop, getimmer en gezaag
gehijs en ook gekiep –
ik wens je slechter, dan, vandaag
want je bent een mispunt:

bouw mij een isoleercel.

Blikschade

Dus dan steek je achteruit
maar je stuurt weer bij
om je heen raast alles door
da’s verkeer, ben jij niet bij

jij verbaast je
om je blik
die dat des wegens om
geeft wat gas, geeft aan

slaat af
verdwijnt, met
stille trom.

In het donker

Pas op achter je, waar het beweegt
en de duivel pardoes zijn pispot leegt
op je hoofd, hol lachend van boven

ik kan niks beloven
maar ik denk dat
we het zwaarste nu hebben gehad

er komen vast betere tijden.
Een eind, aan al het lijden.

Vroeger blijft

Het regent, en niemand koopt de druppels
maar druppels zijn nergens te koop.

Het vloeit, dat wel, maar voelt niet als regen
ik kom als het vloeit ook geen wolkendek tegen

het stroomt en dus loop ik te hoop.
De wereld rammelt, van de knuppels:

tijd, voor hoenderhok.

Regendrup

je regen helpt niet
hij is geen gehoord commentaar
op doen en laten, laten vooral
ons mismaakte bal van gebaar

je regen helpt niet
ik word weer droog
en zelfs als ik verdrink of erin val
vergalt-ie geen pret aan de toog

je regen helpt niet
behalve de plantjes
die groeien, geuren, overal
de doodval van jouw standjes:

hooguit krijgt de tijd eens tanden.

Laat maar. Laat maar. Laat maar.

Gestook

De roofvogels die
, laag in de lucht
al hun energie
vertetteren, vlak
boven het kwetteren
zijn mij toch, zucht
minder lief dan op tak
de vinken – die zijn ook
wat meer bij de pinken.

En de wolken zijn weg
op een stormloze morgen.