Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Maar raak.

Het duurt nog geen kwartier
of het blatend eetvertier
ontaardt in frisse rassenleer
het bruinisme is er weer

het vrolijkt alles op
helpt ons straf van Kohl naar sop
dat het dus niet waard is
witvis maakt geen zwaardvis
rood vlees is niet mis.

Café de Roemer, Botermarkt, Haarlem.

Gruwelijkheden

Als, in India, de mensen
zich eens minder zouden wensen
naar de mensen toe

zouden vrouwen, in vertrouwen
wellicht beter af zijn, dan de koe
die niet wordt verkracht,
niet met benzine brandend afgeslacht
wordt, maar aanbeden –
Ja, ik hoop – in
gruwelijk heden.

Café de Roemer, Botermarkt, Haarlem.

Daghap

Altijd goed, om, in de groengloed
van de kaars de som te zien
om het stom en luid voor tien
ge-opsom van de lijst te horen, goed

dat het je eigen kaart is
om wat van te eten
dat is nou tevreden weten
van de boter, bij de vis.

Café de Roemer, Botermarkt, Haarlem.

SMOEL!

De ene volkenmoord, de ander
gaat het niet om, maakt niks uit
tegen, gaan

als een harde banaan
geen gefluit
maar een echte verander.

Tata, tata, tata (schaak)

En als mijn kop niet vastzat
waaide-ie er vandaag vast af.

Sluit de keringen, man de dammen
Stapel de zandzakken op

Schop de duivel voor de kop
Stuit zijn stuitzaam drammen

Wij, altijd al minder laf
zetten ‘m, als immer, pat.

Boekje

Ik dacht nooit echt
dat ik tegen de ochtend
nog iets vinden zou
Maar nu, in dit fout
avondrood
moet die hond
echt dood.

Tempelklap

Applaus doet geen dender
want dat doet de trein
Dónderen doet het
moet het, fijn

dat er claque is, je zult
maar zonder zijn
sta je moederziel roepend
alleen in woestijn.

Kerstmutsen één

Ik hoor de sneeuw
smelten, drup, drup, drup
Ik zie een kerstmuts
busdeurschuiven

Ik ben geen bergleeuw
naar binnen dus, hup
Naar meer gepruts
en fuiven

De dagen zijn duister
maar donker nog niet
de kerstmis is ver
en er stapelt verdriet

Maar niemand is alleen
de naderende kerstster
zal verzachten, met z’n luister
Toch. Kerstmutsen? Nog geen.

Zinverzet

Tegen, minstens, tien geboden in
verzet ik zin
omdat het kan, het is een plan
dat vanmiddag pas rijpte

Nu ben ik, omdat ik kan
rustig hier
in de goudgloed van bier
vier ik mijn leipte.

Kerst-mis.

Wat je niet overhoudt
is er te over
daar, in de verte, valt sneeuw
warm omrande witte tover
op een plaatjesstad, koud

maar sfeervol en geborgen
een feest van diep gemis
jaag maar kogels door die kerk
onder dit verdekkend zwerk
kan ik mij wel worgen:
help, wat haat ik kerstmis.