Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Fit, see

A leatherhead with hair of leaddish grey
Tuns out to be sufficient prize for now
It dignifies you, rips you into lies
It takes your kidneys, hits you where it fits
You fit, you show
Yourself a hapless shit
They see fit to sit you where to slit in two
The birds to count
A t.v. talk & funny walking show
Is it

HOERA!

Als ik wat rijker was,
Maar dat ben ik niet, da’s zeker
Dan kocht ik niet een beker
Of een hele plastic tas

Maar een vrĂ chtwagen vol bloemen
Om het vrolijk paar te roemen
Dat mij ’t leven heeft gegeven
Laten wij toch allen streven

Hen te schenken wat ze waard zijn
– het wordt tegenwoordig raar
Als mensen zolang bij elkaar zijn

Elkaar steunen, jaar op jaar
Da’s een reden om verheugd te zijn
Het leve lang, dit vijf-en-twintig-jarig paar!

Live sex

Jawel, we willen allen veel bereiken
En iedereen door slimmig spel verrassen
Tot tranen roerend mooie dingen krassen
Bekoren zonder al te veel te zeiken

En iedereen gelooft te kunnen stralen
Als ware hij de koning dezer globe
Doch zonder meer te doen dan een microbe
In zijn eentje met een volle schaal garnalen

Maar alle grootsheid vloeit slechts voort uit werken
Alleen uit arbeid spruiten gouden ballen
En stof voor van die grote mooie zerken

Want wie niet werkt die eet niet van twee wallen
Die zweet en wordt versmaad in onze kerken
Ik ook, mijn luiheid moet het wel verknallen.

Thy kingdom come – Krolse grimlachjes.

Necrofilie

Vannacht voor het eerst mijn sidderend sap
In een morsdode holte gespoten
Dat komt, bij de voorlaatste stoot is zij
Uit mijn armen, totaal onverhoopt,
Met mij dwars door de voorruit geschoten.

Thy Wilbury done.

Treingedachten

Ik scheer in jouw treintjes het leven voorbij
Hun geratel wekt lust op, daar binnen in mij
En de wereld verwordt tot een statisch ikoon
Op een tafel op zolder, een werkelijkheidskloon
Waarin alles ons liefheeft, ontkleedt en beroert
Tot de meester stations brult, zo’n sexloze ploert
En eindeloos spreiden de rails zich vooruit
Van Treblinka langs Dortmund, condens op de ruit
Tot het einde der wereld, Tietjerksteradeel
Of misschien het begin van iets nieuws, weet ik veel
En de boer
Hij ploegde voort.

Amsterdam-Haarlem.

’t Is weer, ’t is guur goor herfstig weer…

’t Is weer, ’t is guur goor herfstig weer
te vroeg voor Sinterklaas
Bestormen wolken zwart de hemel
Spelen zij de baas
De regen ratelt op de ruiten
Ramt en ragt met zijn kornuiten
Bliksemend bij ons naar binnen
Kut. De winter gaat beginnen.

Argumentatieleer 1.

Kloteweer, dufheid troef.

Nounounounou?

Ik blikt’ in de ogen der haai in den tank
Verlopen oogjes, daarmee keek hij door de ruit
Zijn neus verbogen, keek de haai de bak van binnen uit
Veel kouder nog, zwierzwaaiend in zijn zwenk

Ach, kon het schoelje vrij en vrolijk zwemmen
Dan had hij voorzeker mij woest met gans gebit
Geregen aan zijn koel en bloedig spit
Een boze hongerhaai, dat is slecht temmen

Want moordenaars dat zijn het, dat staat rotsvast
Glibberend glad, net een haring met uitjes
Die achter in uw keel plotsklaps met bloeddorst in u tast

Gegrepen door de aanblik van dit serpent
Kijkt hij u aan, u maakt zachte geluidjes
Maar had u daar gezwommen, was u dan wat u nu bent?

Bij wijze van junk in het portiek van de Sonesta grillroom geschreven.

Ik snap niets van poëzieanalyse!

I

Liever zware maagpijn nog
Dan bij ’t onmatig vreten
Niet een fooi te geven
Waarom om d’omvang alle dragers zich
Al eeuwen wederstreven
Want ouder dan het hoerendom, mijn vriend
Is slavernij
Voor Adam was de appel onder meer een lekkernij
Omdat zijn slaaf hem aangaf
Dat de christenen, zo log
Dit niet allemaal al weten
Is de schuld van zwetsprofeten
En hun openlijke, walgelijke
Dom en boers bedrog
En niet van mij.

Spuistraat, Amsterdam.

Sluisje Krol met slappe lach.

II

Als je scheldt, scheld dan volkomen
Vast en zeker van jezelf
Ruimte zat voor dromend drammen
Niet voor zwammen als spuit elf
Niet belangrijk is toch zeker
Welke bron wordt aangeboord
Van ergernis, indien men goed scheldt –
Als mens scheldt zoals het hoort.

III

Dat de trouwe Meermin-lezers
Door de bruine bonenbomen
In ’t geheel geen bos meer zien
Komt door Huibert die als hakker
Rommelkloot en arme stakker
Meer dan minder telt voor tien.