Vantussen de kussens komt heel eng de slungelman
Strevend naar doodslag om later te leven
Of niks was gebeurd, heel de fikse tijd sof
Maar voortdurend ertussen zijn neus en lang haar
Als tussen de bussen de verfzwengelaar
Reeft om de ranzige rotjongens heen
Vol vis, is dat lekker, maar dienstelijk dom
Baardgurend, lussend de leus, vissen maar!
De koning kraait kierend in krotten tekeer.