Ga naar de inhoud

Herman  

Zijn grote rode clownsneus draagt hij enkel bij het jagen
Met zijn vingervliezen prest hij zich felklievend door het water
In zijn jaszak spaart hij kiezelkeitjes, leuk voor op de schoorsteen later
Schuurt en glanspolijst hij ze, per kei wel zeven dagen

De krabben die hij kaapt geeft hij cadeau aan zijn confrater
Hij pakt zelf alleen de platvis, om de koppen af te zagen
Die politoert en prikt hij vast, de rest is voor de magen
Van zijn kroost, maar niet de staarten, want die geeft hij aan de kater

En ’s ochtends rust hij uit, dan gaat hij voor zijn huisje zitten
En bewondert hij de ochtend die zijn wereld zacht belicht
Tot na de maaltijd, als hij elke dag zijn wandjes weer gaat witten

Want van zijn zwarte schubben wrijft het vuil zich vederlicht
Met zijn lijf speelt hij het klaar zijn woongrot akelzwart te gitten
In de tijd dat u een strip leest, of een zinniger gedicht.

Gepubliceerd inUncategorized