Dat als ik ruzie zoek ik die niet vind
Dat ik op een schoolplein niet word gepest
Dat ik in de supermarkt geen last heb van de rest
Dat ik voor mijn dag begint geen last heb van je kind
weegt weer eens niet op tegen wat het meeste stoort
de hardstheid waarmee woongenot volkomen wordt vermoord
en dat is niet het maaien of het hakken in de parken
ook heel erg, maar nee, het is de lokroep van het varken
dat ’s ochtends, voor de koffie nog, je wereld opensplijt
en dan, als dat een feit is, zich onmogelijk vermeit
met plotselinge stilte waarin jij je wild verbijt
omdat het niet meer goed komt, en dan voor je voortuin schijt
in de zonder overleg of vraag verkeerd geplaatste dixi
onder luid gemusiceer van ingeblikt gebrek aan dictie
of aan vastigheid van toon
soms haat ik heel erg dat ik in dit kutland woon.