Het heen en weer dat elke keer
als ik niet kijk voorbijtrekt
dat gans het zwerk met grauw bedekt
en in de gauwigheid verdwijnt
dat heeft, als de ochtend schijnt
schijnt het, mij alweer geraakt
het kraakt in al mijn botten
die van binnenuit verrotten
krijg het heen en weer.
Bij schade, nietgevende nepmalloten, wenshebbende drogdromers – en kutmuziek, kutmuziek, kutmuziek.