De vis, die nooit gevangen was
Zwemt niet meer waar het anker viel
Maar dit reptiel heeft, zonder ziel
De kille kust alweer beklommen
Ligt, negeert zijn voortgaand grommen.
In reactie op ‘Samson’, Remmers, Nymph 2/5.
De vis, die nooit gevangen was
Zwemt niet meer waar het anker viel
Maar dit reptiel heeft, zonder ziel
De kille kust alweer beklommen
Ligt, negeert zijn voortgaand grommen.
In reactie op ‘Samson’, Remmers, Nymph 2/5.
Als ik nu mijn gifgas niet snel mag verbruiken
Niet nog mag benutten in putten van doem
Maar zinloos moet lozen, waar blijft dan de roem
Door het bos en de dampvankruit nu al te ruiken?
Als ik het ontaarde niet vlug kan versnijden
Waar blijft dan de edele glans van het leven,
De heikele gloed van het ongeremd geven,
Het goede, dat al te snel dreigt te verglijden?
Want waar blijft de kracht van het machtig symbool
Als het mes wordt gezet in mijn dreigende snor?
Laat mij, dit land zal niet huilen, te dor
En te leeg als het is voor mijn vol aureool.
Bij Berg.
Aangaande massamoord op Koerden, door Hussein, Saddam.
De band van het raakvlak, een afspraak in tijd
Die het eenzame falen, het laffe, vermijdt
Herkenning in sluitende blikken besloten
Een opening weg van het graven in goten
Stem van een snikkend en krijsend mislukken
De kleur van verwarring vervormd tot een nukken
Een nors en eenzelvig verdedigend branden
Een trek van de lege en klauwende handen
Verworden tot oogloze homp vol agressie
Een meerkoppig grommen, een kern van verzet
Zonder vuur, of bezieling, beheersing, professie
Alleen, in het donker, wordt driftig gewet
Tot het snijvlak verlicht, en de kille regressie
Door koudvuur getroffen wordt afgezet.
Bij Berg.
Aangaande toekomst, leven en strijd.
Ik bloei bij verachting niet, zweer niet bij wreedheid
En wentel niet smalend in ademloos blikken
Ik pantser mij tegen mijn eigen verkrachting
En voel me in zulke attentie verstikken
De twijfel regeert mijn volkomen verwachting
Ik bied u mijn wang, ongewild, voor de slag
En, alleen maar gejaagd door de jankende tijd
Scherp ik mijn horens, ik denk dat dat mag
En ik hoop op uw jurisprudentie
Maar voel slechts decadentie.
Bij Berg.
Aangaande Douwes Dekkers verachting voor zijn publiek.