Dat streeft maar heen, dat werkt maar door
Dat toont maar zo’n bezieling;
Vanwaar die ijver, zo misplaatst,
Die studies in vernieling?
Wáárom die eendrachtigheid
De kloof de kloof te laten,
En verderop een berg te bouwen
Om vanaf te blaten?
Hoe nu die vergaderdrift
Van sufgelulde koppen,
Terwijl een goed college altijd
Nooit te vroeg kan stoppen?
Wat is van die dwangmatigheid
In Godsnaam de intentie?
Ik zeg u, níets, het gaat slechts om
De botte decadentie.
Voor in de Intreebijbel, jaargang 1991.