Ga naar de inhoud

Maand: mei 1990

Un vent d’été

Waar in zomerzon stoffige zang schraapt
Broze snaren breken naast een ingestorte brug
Bola’s hard op hardboard ratelen, ochtend in frituurzon slaapt
Daar vervloog mijn ziel zoëven, net een versverstorven kuch.

Want Jacq zou op vakantie naar Avignon (ging niet, bleek).

Intifadah

Paren kille ogen verrekijken onbewogen
Staren naar het slagerswerk, roodgereten vlees
Haat beheerst de trekken van de doodgeschoten wees
Krampachtig naar de trekker klauwend, stervend, zinloos pogen

Stof verkeert tot stof, God heeft ons belogen
Oog om oog, tand om tand, omdat de tranen nooit meer drogen.

Naar aanleiding van verse BBC-beelden.

En hermelijn

Breng Mw. S. een paarsgele rolfluit
Een masker van Mickey en ovenwanten
Zet haar, de armen gespreid, in de kranten
Blaas haar de kant van de olifant uit.

Aangaande Elisabeth Schmitz, Haarlems burgervrouw.

De zweep! De zweep!

Bespaar mij het oubollig ons kent ons van Rotterdammers
De Maas in met de hoogbouw, zet het mes in ’t vliegertouw
Van deze opgelaten grijze steenklomp, eeuwig in de verbouw
Verdrink ze in lauw bier, die bende brallerige rammers

Vooral als ik vakantie vier, dan zit ik er maar mee
Nog erger dan de Fransen zelf, Saksisch oervolk, hard en ruw
Altijd eerste in mijn rij, bedreven in geduw
De Nederlandse versie der Club Méditerranée

En net als het tinnef der smerigste Britten
Volkomen verziekt en ontdaan van een brein
En denk nu niet eens dat ik hier zit te vitten

Ik hou het nog netjes, want zo moet dat zijn
Al is om aldus op je gal te gaan zitten
Voorwaar niet plezierig, het hoort meer bij mijn.

Bork.

Alternatieven voor ‘het hoort meer bij mijn’: ‘de geest groeit door pijn’, ‘verschil moet er zijn’, ‘qua Magere Hein’, ‘en niet mijn terrein’, ”t is tijd voor de trein’, ‘als blazend Florijn’, ”k heb trek in dolfijn’.

Bloemrijke weiden

Piet, een iets dikbuikig schrijver
Brallend vrindlijk varken
Overspoelt ons vol van ijver
Met zijn vlot maar saaie harken

Kom toch jongen, laat ons lezen
Wat je nu weer hebt bedacht
Maar draag niet voor, het doet ons vrezen
Dat je meer van ons verwacht

– en dat is dan teveel.

Bork.

Naar aanleiding van voordracht Piet van der Weijden op Helios-poëzie-avond.

Tsjaja

Ik eet gehakt en kijk in stekend blauwe ogen
Ik zwijg en lach en schrijf, en doe de dingen die niet mogen
Ik droom verboden dromen en word al te snel betrapt
Ik ben een wrak, te lusteloos, ik heb mezelf vergrapt

Bork.

Over Jacq, naar aanleiding van gesprek met Laura, waarvan akte en waarvoor dank.

Oorverdovend fluisteren

Jij kijkt me aan van boven dooie vis
En spreekt, je ogen fonkelend, vanachter prei
‘Vandaag ben ik geworden wat tot nog toe niet geweest is
Een schrijver, want mijn woorden vloeiden, ik ben trots op mij’

Ik lach in stilte, maar ik hoop
Voorwaar dat je gelijk hebt, want
Van wat ik hier zie word ik haast vanzelf een misantroop
Omdat niets hier lijkt te kloppen, voor geen meter, van geen kant.

Bork.

Over Soria in Atrium.

Dat laat mij koud (ik heb het warm)

Waarom denk ik, als ik danseressen zie, meteen aan roken?
Wie heeft mij, vanuit de kou, verleid tot al dit stoken?
Wie verziekt mijn brave brein en ook de maatschappij?
Wie verdient enorm applaus, en erg veel geld, erbij?

Bork.

over optreden Armand op boot voor coffeeshop ‘Siberië’ op Koninginnedag.

Schwammbergerhaß

Lever mij een God en ik verscheep hem terug naar Duitsland
Altijd maat der psychopaat, kerk van ketters, kerk van kerkers
Kerk van werkersangst in erkers
Statisch voetbal in 2-1-stand:
Eeuwigkomend Rome.