Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Spiegeltje

Nee hoor, dat betekent het niet
Omdat ik dat nooit heb gezegd
En ik wil het nog veel sterker zeggen
Ik heb het zelfs nooit gedacht

En nu, als ik superlatieven verwijder

Blijft eenvoudig grieven
Helder, groen, naïef
Een, voud, grieven

Zie dat vooral eens
Maar anders maar niet

Ik kan het tegen je schreeuwen
Maar jij luistert niet.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Echten.

Zonder vorm is er geen in
Zonder in geen dekken

Maar, zonder in geen trige
Zonder trige dekken

Met in vanzelf vorm
En die gaat ver rekken

Meestal kijkt men andersom
Geeft niet, geen skeletten wekken

Lekker blijven zijn.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Murphy’s Law

En zo hik ik tegen
Iers bier aan
Kan dat ook met Korsakov?

Of is er iets met witter lof
Om nog heen te gaan
Hier, nu, af te wegen?

Op de landweg van mijn leven
Hard, want onverhard
Kom ik zelden elders tegen

Dat zal mij niet loodzwaar wegen
Daarvoor loop ik wat te hard
En heb ik veel te helder streven

En, het is, mijn weg.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Herfstsnif

Noem het de kastanjeproef
En laat mij glanzend slagen
Nergens was ik ooit zo blij
Als daar, achter die wagen

Omdat het minder stroef
En zelfs natuurlijk is
Anders dan waar ik nu rij
Minder zuur, en ongewis

Rust waarvan ik houd
Om zijn eigen eenvoud

Nu, meer verkouden
Droom ik van dat gouden

Ga ik om, met wat is.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Hopsik

Als, in tweestromenland
De bieren verschaald
Vis achterhaald
En alle gezichten geschoren zijn

Blijft er dan ergens
Dichterbij nergens
Iets over dat niet opnieuw
Gemaakt is?

Of blijven we kijken
Naar angstiger blijken
Van andermans
Geschiedenis?

Kijk, meer, vooruit.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Adams-appèl

Meisje, ik zou weinig liever
Maar, misschien, wel iets
Ach, ik weet ook niet waarom
Recht is vaker zomaar krom
Iets wel vaker niets
Liever leven dan

Waar ik in mijn vrede leef
Weet ik wat niet hoeft
En geef ik, alles kan

Nu nog leren vatten
Wat je terugkrijgt, dan
Als man.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Plein

Jawel, dat wil ik best
Maar nergens, diep in mij
Pleit mij dat van eigen reinheid
Of verlangen vrij

En niets daarvan is rasbepaald
Simpeler, het hoofse
Niemand die zich respecteert
Gelooft dat, maar ik ben

Wat ik niet vermijden kan
Wil ik ook niet lijden dan
Moet ik mij wel zijn
Er is echt niets anders

En toch is het dijn.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Raak, veelste keer

Als nu blijkt dat
Schelden helpt
Maar ik, tezelfdertijd
Op een welbewaakt moment
Van schrik, iemand omrijd
Is het dan absurd dat ik
In half-verdwaasd ontwaken
Niet meer doorheb hoe en waar
En hard ik ‘m moet raken?
Ik denk van niet, maar
Weet, wat je ziet
Enkel de verwarring
Anders is er niet.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.

Bij mijn 16de rijles, en een gewonnen conflict, met Nieuwe Vide, over voor mijn deur opgestapeld grof vuil.

Vreemd-eelt

Er is niets af te dingen
Op wat, oprecht, beweegt
Er valt zelfs lof te zingen
Van wat de leegte leegt

Dat heeft zijn zin, niet alles is
Op voorhand er om niets
Als dat zo was, verdween wat mooi is
Altijd in het iets

Da’s makkelijk, te simpel zelfs
En ook niet heel erg eerlijk
Maar wie daarom veroordeelt

Vergist zich deerlijk want
Altijd erger dan de ander
Blijft de eigen binnenbrand.

Nieuwe Toneelschuur, Haarlem.