Ik heb geen woorden meer voor hoop
Ik houd, nu maar, mijn bek
Hoop dat hoop de dag wint
Goed begin, niet gek.
Bij de verkiezing van Barack Hussein Obama tot 44ste president van de Verenigde Staten van Amerika.
Ik heb geen woorden meer voor hoop
Ik houd, nu maar, mijn bek
Hoop dat hoop de dag wint
Goed begin, niet gek.
Bij de verkiezing van Barack Hussein Obama tot 44ste president van de Verenigde Staten van Amerika.
Komkommerweekend is het nu
er is geen nieuws van mij
dat komt doordat ik heel hard werk
dat moet, want maakt mij blij
en nu zijn aan het winterzwerk
van mijn lange nachten
dingen waarop ik moet wachten
zichtbaar, helder, cru
want nieuwe ziekte in mijn leven:
wachten tot ik door kan geven
wachten
wachten
wachten
Het kwak daalt
de molen maalt
maar malen is steeds minder
leuk, want als
het mals alsmaar
mallotigt, geeft dat hinder
Het kwak daalt
de molen maalt
ik heb nog altijd jeuk
ik denk daar
het mijne van
het fijne van
het reine van
Het kwak daalt
de molen maalt
kwek mij minder, kwik.
Ik maak geluiden die jij niet kunt duiden
(vrrooaapp, vrrooaarr, vavoeemmmm)
kogel onder sluikse regen
door een stad met lege wegen
(wereld op weg naar een donkerder doem)
Jij slaapt, ik gaap
grijns, zet ‘m in z’n vijf
raas drie meren langs en blijf
rijden naar de dageraad
Straks, als jij opstaat
kijkt, verbijsterd, ik
jouw ochtend, mijn avond
na, vanachter bierblik
Op naar huis, om uit te luiden
weer een dag geschraagd:
opdat u kunnen zult en blij blijft
gaan wij waar het u behaagt
Het is een heel vreemd vak
Dronken prima, snuifstrak niet
oud of oerstom mij een biet
maar met stip op stukst verdriet:
betweter, kouwe kak
Rotrijk volk, rot op.
Kijk, het is de Wintermelle
Laat mij als altijd
zomaar in de regen staan
Niet eens uit nijd
maar om het rellen
Ik vind het vandaag niet erg
Hier, in deze regen
Als-ie valt, vandaag, voor Aart
Staat die regen mij niet tegen
Levend met de dood.
Café De Roemer, Haarlem.
Bij de crematie van Aart de Ruig op Driehuis-Westerveld.
vanmorgen, als de donder
over al mijn daken rolt
en de zonsopgang, de zonsopgang
de zonsopgang voorbij holt
is mijn dag te vroeg begonnen
al mijn garen al gesponnen
laat het dan maar regenen
maar regenen, maar regenen
maar het regent niet
geen vocht in mijn verschiet
maar als ik ver genoeg schiet
met koudijs en zilverjodied
kan ik leer ik, regen dwingen
en dan zal ik voor jou zingen
bliksems ja, dat zal ik.
In termen van was
is er altijd geen heden
In bermen van gras
ligt vuilnis, alleen
In thermen van was
valt vuil weg, vergleden
En in het verleden
ooit, was er sas
Nu zijn wij smerig gestreden
geen voor alleen
Op de plaats voor de pas.
Sjonnie komt nooit op
maar ongeveer
– ik merk het elke keer
Vandaag doet hij het ook alweer
– maar ik klap niet meer
Ik vind het niet kuikentof
bij ervaring onverloft
Ik hoop elke keer dat Sjonnie
uit zichzelf ontploft
Maar het is onmisbaarlijk
Sjonnie zal er altijd zijn
Eeuwig zeurend dreinrefrein
Onnoot landgenoot
Ik zit hier weer in weeralarm, met
dan ook nog daarbij
langs houten platen huilwind, pret
maakt mij blij
Blij? Ja, want straks, als alles
dichtverslagen, met vertragen
toch nog sluitend is
zal ik als ik aan jou denk
– en sterf, tussen de muggen –
niet meer rillen, wildverkillen
bij jou fijn mijn wereldpluggen
water hoort bij vis
Terwijl ik gaap, straks slaap
en jij
stil droomt (van mij?)
loop ik over van en hoop ik
op ons beiblij
soms, heel soms
gaat het niet voorbij