Ga naar de inhoud

Auteur: Michiel van Reenen

Als je voelen kunt.

Maak mij liever niet geliefd
dan dat ik mij verloochen

De regen in dit leven
valt bij bakken, maar maar even

Je moet het zwart bekijken
om de kleuren te verrijken

dat dat donderwolken weghelpt
en het bloeden van de schok stelpt

moet niet worden doorgebriefd:
dat voel je aan je eksterogen.

Nieuw.

Wat rent schielijk over hei
als deel van grote golf?
Wat maakt sommigen heel blij
en anderen heel boos?
Wat is al een poos
waar geen schapenboer voor koos?
Wat gaat niettemin niet weg,
wordt alleen maar meer
maar verheugt toch velen zeer?
Het is prijs én pest én pech:
de vastgestelde wolf.

Wappiewind

Waar je mutsje zomaar van je harses waait
en het dito pluisverlies je baard verfraait
Iedereen amechtig tegen wind in fietst
alvorens men een biertje bij een ander bietst

Daar bestaat verhardend volk
dat zich in de wilde kolk
van dreig en draai
zelf staande houdt

Dat zich, ook als nat en koud
en hijgend, taai
tot eigen land verbouwt
en daarin zichzelf zelfs wantrouwt.

Gemier

Heel de wereld doet “Tutututu!!!”,
maar ik doe “Pot, pot, pot…”
Ik open daags de ramen
andermans deur stijf op slot

Zal het weer wel wezen.
Moet haast de herfst wel zijn.
Heb ik zelf geen last van:
ik vind herfst heel fíjn.

Niks ervan

Gourmet je pretje
Pak je plakje
Stoof je kooltje gaar

Volg de engel
of de bengel
of die pestkop maar

Zuip je lodder
Verf met klodder
Doe ’s lekker raar

Maar kom daarna niet zeiken
of waterbrandend kijken
naar ontstane misbaar

Doe je zelf bewust
kaper op je eigen kust
Het is een keertje klaar.

Jammerlijk

Als ik beter weten weet
dan ga ik jou dat melden
maar da’s tegen beter weten in
en da’s dus zelden.

Dus ben ik gevaarlijk boos
want er is van alles loos
met de praat van onverlaten.
Rede, rede, wrede rede
waarom heeft gij ons verlaten?

Voor op de intensive care.

Biggelfilm

Daar zul je ‘m hebben
gelukkig maar
voor de zoveelste keer

Die rolprent die
mij brengt tot misbaar
dat ik zeer begeer

Grenzeloze overrompel
huil, maar dan verteerbaar
Uitstort die weer schreeuwt om meer.

Bij ‘The Duke’ (2021, 10, 2021).

Oeverloos

Mijn woede ontbrandt met de vuurkracht van zonnen
Vult brede rivieren met bloed, ongeronnen
Dat onder mijn goedkeurend oog nimmer stroomt
Omdat mijn rede mijn woede weer intoomt

Daar heb je mazzel mee
Dat is je redding
Anders dan kleurden
je resten de bedding.

Haasje over

Met van die grote lepels en honger als ’n paard
is zelfs de doorgaans vega haas niet voor wat dooie koe vervaard
De angst- die altijd is, in dit zwakgroen knollenland
springt op weinig slaap van klein probleem naar wereldbrand.

Je ziet ze in de schemer, omdat je ’s nachts niks ziet
soms liggend in hun leger maar veel vaker op het hazenpad
zo fourageert een haas, heel gewoon is dat
En als jouw naam niet haas was wist je dat, stuk verdriet.

Het zijn heel mooie beesten en in rammeltijd vervaarlijk
Ze lijken soms wel wij, de strijd om moeren onbedaarlijk
Maar op Twitter leeft, alom, de mooiste haas van allemaal
niet die met het hazenhart, nee mooier nog: de faal-.