Ja nee, ja nou
je ziet maar
die handen in je haar
die zijn vanzelf
die blijven daar
en dat is níet mijn schuld:
eigen. Dikke. Bult.
Ja nee, ja nou
je ziet maar
die handen in je haar
die zijn vanzelf
die blijven daar
en dat is níet mijn schuld:
eigen. Dikke. Bult.
Je reist wat af, als reiziger
door ruimte, tijd, beleving
Met of zonder penisnijd
bosbrand, hoosbui, beving
Liever dan onwijziger
voeg je je naar onzinmetsel
plakt de samenleving dicht
met taalonkundig leuterletsel
Flikker nou toch op, met mijn
Laat je ding je dijn
Uit mijn weg, minheren
ik moet dreven asfalteren.
Je kunt wel kalief zijn
maakt je nog geen mens
een monster is dat ook
maar er is een grens
aan wat een mens moet mogen
wat een mens moet willen
wat je gaat gedogen
welke honger je gaat stillen
Je kunt kalief zijn
zal de wereld bommen
je brengt dommigheid en ook
pijn, waarvoor je ziel zal brommen
in je eigen hel.
Het Ohvee
dat, o wee
zelden dendert
meestal staat
wacht weer verregend
op de broei die komen gaat
alsof het wordt getenderd
als colli herbejegend
Ergens, in een achterstraat
van ’s mens overprikkeld brein
zou je, best, maar niet zijn
daar wacht woedend Ohvee.
De mens meet onterecht af aan zichzelf
dat klopt bijna nooit en is zelden terecht
vraag iemand eerst hoe, en waarom-ie vecht
doe ik te weinig, voordat ik bedelf
onder ikke, en alles, en beetjes
ellende
een mens moet bedenken alvorens te zenden
– het zijn maar van die weetjes.
Je ziet het aan de meeuw
die is een omgekeerde koe
waar de wind vandaan komt
daarnaar wijst z’n snavel toe
Zat-ie andersom
dan viel-ie van z’n stok, verdomd
meeuwen doen maar zelden dom
duurt nog wel een eeuw.
De mensjes in Zandvoort
(niet die ervan)
die, net als de meeuwen
moe en bezorgd
langs bewegen, onverstoord
(niet omdat het kan)
doen mij denken aan de Zeeuwen
die dat niet zijn, onverzorgd
ogen vandaag wel de mussen.
Maar de terreur
van sprinterdeuren
die, tegen de ochtend
in alles verziekt
zal, de teneur
ten spijt, van zeuren
warm en klam, desondanks tochtend
niet voorkomen dat het piekt.
Je bent de keizer niet
(de botte arrogantie)
Het wijzere verschiet
verdraagt geen discrepantie
dit is geen kleine hobbel
maar een principiële kwestie
geen ruimte voor gedobbel
geïmpliceer, suggestie
dit is niet dijn maar mijn
dit kan van jou niet worden
en zo is mij dat fijn
ik heb mijn zaak op orde
je kunt wel veel verkopen
maar dat maakt niet lief
niets zo straalbezopen
als de machtsbeluste dief.
Kom op en red jezelf
en geef de schuld aan mij
het is te snel voorbij
ik heb nog maar de helf
’t Grote “Goh, heb ik dat”
het knalhard op de mat
de vreugde van het biervat
Het is me wat, het is me wat.
Terras van Café de Roemer, Botermarkt, Haarlem.