Pang! Omdat de glazige blaas
Gespannen om ons, schreeuwt om scheuren
Als een blinde muur om deuren
Pang! Omdat ik niet zie, door een waas.
Bork.
Pang! Omdat de glazige blaas
Gespannen om ons, schreeuwt om scheuren
Als een blinde muur om deuren
Pang! Omdat ik niet zie, door een waas.
Bork.
Leeg, slap en vormeloos; kosteloos kaalslaggevoel, redeloos
Want de ochtend brengt rustgevend gouden gloren
Evenwicht, geen winst, en ook nog niets verloren –
Maar ik voel mij wat broos, al een poos:
Het sneeuwt.
Bork.
Zachtgeel, kilgroen, licht, vrijblijvend
Dofgedreun van scheepsmotoren
Voetstap in de gang, mijn hoofd
Een holle hal vol draaiende rotoren
Weggemoffeld, van haar klank beroofd
Door morgenrust, verstijvend.
Bork.
Je gekras, dat
Krijst om een pijl
Bedoeld als laatste over Willem van.
Macht is een extensief expansief iets
En duur, en dromen leiden tot niets
Zolang geld de wereld beheerst.
Naar aanleiding van filosofisch betoog door Jeroen Kluft.
Spitse magere varkensmuil
Rimpelhuid, Zandkorstvel, Aggro-oog
Borstelhaar, Duwneus, Stoffig als droog
Nat zonder meer ongelofelijk vuil
Goorknor, Smeerstront, Schuddebuik
Viesvreet Spletneuk Asoslaap
Natsmak Kwaadreuk Spergaap
Stuntsloop, Graafkop, Krachtsmisbruik
Erin met het mes, steek, scheur en snijd
Gillend geguts van het bloed en de inhoud
Netjes verwijderd, voedzaam bereid
Blootroodgeroosterd op hardgeurend hout
De smoel propvol appel, de oogjes vol nijd
Stom schransbaar varken, met peper en zout.
Tuimelt naar blauwe facetten
Dansende zon in een helwitte lucht
Wankelend, zand en helmgras, zucht
Vlinderend water, lege netten
Tsjirpen, zwevend, citrusmelkgeur
Stofdroog sloffend steengeschoffel
Corpulent, sigaar en troffel
Goed humeur wat ik bespeur
Ontsporende dames, krassend kakelend
Omklapkoffie, vallende suiker
Waanzinnig woedende drugsgebruiker
Want stuivende coke, en aftakelend
De lucht van agressie heet eerste bloesem
Heet, maar verwaaiend, en overal haast
Reuk van schroeiend vlees, ik drink droesem
Loom, lam leuterend, verdwaasd
En kijk! Daar wandelt een deinende boezem
Met loeiend, eraan, wat ligt, slaapt en graast.
Ter kantine en bij Bork.
Voor ons passeert een bebrilcreamde muurkuif
Offer van honend, neerbuigend gekijf
Misdrijf door Wasbord en Nikkellijf
Snel nu, vanonder de huif naar de ruif
Honger komt snel na zo’n eerste bedrijf
Bestel nu, alles kan, van duif tot kluif
Ik verwerk alles, schokschouder en gnuif
Haarlem hongert ook weer, stijf
Dondert op met uw lawaai
Voer mij minder van uw pus
U is te hol, te luid, onfraai
Geef mij cumulus en stratus
Wonkende wolken en vleugels, een luchthaai
Ja, spaar mij uw muskus en staat, qua status.
Op Egelantierschaaktafel buiten.
De bomen waren as
De lucht was zwart
De heuvelen zonder gras
Lagen op mijn pijnlijk hart
De mannen werkten niet
Rondom in ’t riool
Als groeven ze met een vergiet
Maar kalm en zonder jool
Over de aarde leek
Waarschijnlijk alles stuk,
De wereld en het plakje cake
e leven vol geluk
Ik liet mijn liedje klinken
Bang en overstuurd
Mijn voeten die afschuwelijk stinken
Liepen in de foute buurt.
Bij Bork, ontwennend.
Zie Gorter, 1890.
Treft u er geen smaak meer aan
Schenk dan uw banaan aan Daan
En heeft u, aan de telefoon, genoeg van ’t Schild, Jan-Willem
Aarzel dan niet langer meer, geef hem door aan Schillem
En is uw auto slechts een wrak dat wentelt in zijn doem
Sla er dan een slaatje uit: verkoop het kreng aan Bloem!
Bij Bork, nog.