Dit vreet gebroken knoken
Halfverrotte lever in een
Bed van hol oedeem
Dit dwingt het bloed tot koken
Halfgesloten dode ogen
Spiegel van verbrijzeld zweem
Geluk beslaat gedachten, maar
Bestaat om te verkrachten.
Dit vreet gebroken knoken
Halfverrotte lever in een
Bed van hol oedeem
Dit dwingt het bloed tot koken
Halfgesloten dode ogen
Spiegel van verbrijzeld zweem
Geluk beslaat gedachten, maar
Bestaat om te verkrachten.
Flies on open wounds starve
All over
Windshield
Crossbarred
Rover
Sand
Grover panicking
Instrument, sattelite
Voice, for the outstretched hand
So tell me.
Naar aanleiding van Keri Hulme’s ‘The bone people’. Tussen 15 october en 8 november 1999 bundel en agenda verloren (blijven liggen in trein). Volgde diepe depressie. Uiteindelijk weer opgehaald bij NS gevonden voorwerpen hoofddepot in Utrecht. Bovenstaand gedicht ergens in tussentijd geschreven, feitelijke datum onbekend.
Cyniek tot in het Maagdenhuis
Studentenjacht op centen –
Voor zichzelf en van de ander
Gij de pap, maar zij de krenten
Luister, boze Berber;
Je bent net zo lineair
Van blik als alle bollebozen
Net zo dierlijk, ander air
Stapel, barricaden op
Laat het volk te wapen roepen
Om een weídser ideaal
Pragmátischer, of stop.
Naar aanleiding van bezetting door studenten (waaronder actiegeile stadsgenote Berber Vollema) van het Maagdenhuis, contra Ritzen. Tussen 15 october en 8 november 1999 bundel en agenda verloren (blijven liggen in trein). Volgde diepe depressie. Uiteindelijk weer opgehaald bij NS gevonden voorwerpen hoofddepot in Utrecht. Bovenstaand gedicht ergens in tussentijd geschreven, feitelijke datum onbekend.
Miesfielt, sprietkrijs, antilijf
Koord door kille kracht tot moord
Bottenbrijzel afgrijs iel
Kruiskruiend zielscherpe haaksodomie
Jij en jullie
Splijthaat
Worm
Bij ‘de conventionaliteit van taalhandelingen’ van D. Wunderlich, n.a.v. ‘Voyage of the damned’, Tros TV2 13 october. Over Joseph Goebbels.
Vandaag, als ik dwarsgewijs
In hout gebed
Zonder van eerzaamheid sluitend bewijs
In stilte twee grenzen word overgezet
– een hele reis
Spaar mij dan, bitte, uw bittere napret
In en over galerie Eric Hoffmann, Elandsgracht 34, Amsterdam.
Voorafgaand aan voordracht mijnerzijds t.g.v. feestelijke opening.
Uit as ontspringt
Wat wiegend zingt
Op briesbewogen zand
Zo sneeft de bloei de hellehond
En is, het grauw al geelgezond
De vlam het meest verbrand.
Bij Viskil.
In antwoord op ‘Yrch’ (Remmers, Nymph 2/2 p.20).
De ziener die zich omdraait
En weer terugkeert op zijn schreden
Is meer verlicht, want cynicus
Dan hen die zonder reden
Hun stappen zenden waar het laait
Lijnrecht, dus verbolgen
Zijn twijfelaars de gekken, dus
Zou men zo’n dwaas bij voorkeur vólgen.
Bij Viskil.
In antwoord op ‘Voetganger’ (Schiferli, Nymph 2/2 p.19).
Staren in blind niets verdrijft teveel tijd
Leegte komt altijd volledig onvoorbereid
Daar waar ik niets voel ligt alles te wachten
Totdat het de vacuümdood kan ontkrachten
Iedere tijd maakt zijn eigen beeld
Maar de leegte is eeuwig, totaal, onverdeeld
En de leegte is almacht, maar altijd uit zicht
Te verbergen door ons, onzalige plicht
– zo eenvoudig te zwichten om jou.
Paasman.
Over Jacq.
Donderend over helgroene plaggen, naar
Bosranden, mist, over vlakten en heuvels
Bosbranden, draken met inktzwarte vleugels
Springen en draven, en zaggen, waar
Spinnen en raven de torens bevolken
Afgronden vallen in eindeloos diep
Erfzonden schallen en eenzaamheid riep
Donker en licht kunnen spreken als tolken
Daar waar helder licht niet raakt
Aan schaduwen, daar rust verblindend
Redding waar de leegte waakt
En waar mijn queeste lotsverbindend
Mijn verwarring stekend wraakt
Sterf ik, nooit vervulling vindend
Zwelgend in jouw kleuren.
Bij Grootes.
Quaragorn.
Kleine jongen, laat je
Niet misleiden door het leven
Begrijp hoeveel van wat je doet
Door onbegrip is ingegeven
Snap dat jij het leven niet
Regeert, maar andersom
En dat je haast naïviteit is
Die nooit recht kijkt, altijd krom
En dénk!
Je bent verwend
Viskil, bij, niet over.
Aangaande Bloem, qua oefenruimtegedrag.