Ga naar de inhoud

Maand: juli 2017

Kommerzot

Je reist wat af, als reiziger
door ruimte, tijd, beleving
Met of zonder penisnijd
bosbrand, hoosbui, beving

Liever dan onwijziger
voeg je je naar onzinmetsel
plakt de samenleving dicht
met taalonkundig leuterletsel

Flikker nou toch op, met mijn
Laat je ding je dijn
Uit mijn weg, minheren
ik moet dreven asfalteren.

Wélkwel.

Je kunt wel kalief zijn
maakt je nog geen mens
een monster is dat ook
maar er is een grens

aan wat een mens moet mogen
wat een mens moet willen
wat je gaat gedogen
welke honger je gaat stillen

Je kunt kalief zijn
zal de wereld bommen
je brengt dommigheid en ook
pijn, waarvoor je ziel zal brommen

in je eigen hel.

O jee, OV

Het Ohvee
dat, o wee
zelden dendert
meestal staat

wacht weer verregend
op de broei die komen gaat
alsof het wordt getenderd
als colli herbejegend

Ergens, in een achterstraat
van ’s mens overprikkeld brein
zou je, best, maar niet zijn
daar wacht woedend Ohvee.

Misvit

De mens meet onterecht af aan zichzelf
dat klopt bijna nooit en is zelden terecht
vraag iemand eerst hoe, en waarom-ie vecht
doe ik te weinig, voordat ik bedelf

onder ikke, en alles, en beetjes
ellende
een mens moet bedenken alvorens te zenden
– het zijn maar van die weetjes.

Floepval

Je ziet het aan de meeuw
die is een omgekeerde koe
waar de wind vandaan komt
daarnaar wijst z’n snavel toe

Zat-ie andersom
dan viel-ie van z’n stok, verdomd
meeuwen doen maar zelden dom
duurt nog wel een eeuw.

Duiven, kauwtjes; volk ertussen.

De mensjes in Zandvoort
(niet die ervan)
die, net als de meeuwen
moe en bezorgd

langs bewegen, onverstoord
(niet omdat het kan)
doen mij denken aan de Zeeuwen
die dat niet zijn, onverzorgd

ogen vandaag wel de mussen.

Snel, naar langzaam.

Maar de terreur
van sprinterdeuren
die, tegen de ochtend
in alles verziekt

zal, de teneur
ten spijt, van zeuren
warm en klam, desondanks tochtend
niet voorkomen dat het piekt.