Ik, in één en negentig
Sla niet wie mij onrecht doet
Scheld niet op wie mij besteelt
Spreek geen kwaad van wie mij naart
Maar neuk wel al hun vrouwen.
Ik, in één en negentig
Sla niet wie mij onrecht doet
Scheld niet op wie mij besteelt
Spreek geen kwaad van wie mij naart
Maar neuk wel al hun vrouwen.
Bordverbrijzelende negroïde kuikens knallen
Klaterlachend lenzen door, tribunes van t-shirts
Storten ineen, onder de uitgestoken handschoen
Dameshoofden piepen slippend stuiterend op sportzaalvloer
Zwaar ritmieke orgelwanklank wart mijn haar, ik
Droom mij een merrie
Het is niet eens nacht
Alles kraakt, splinterend tsjompt zich een vuist
Door rode, gezond gebolde huid, varkensoogjes puilen uit
Pupillen barst vetgele blurrie, men rochelt
Verstrengeld in baskettouw, overal sterfgeluiden
Dieselmotoren, scheuren, breken, raspen, ik
Droom mij een merrie
Wacht tot het nacht is!
Naar aanleiding van vooral het derde van drie optredens, 29 december 1990, van
Hoe kon er iemand slapen in de Bijlmer
Terwijl ik lag te dromen aan het meer?
Hoe kon, vanuit de lucht gezien, Europa
Als kerstboom liggen flonkeren, als telkens weer
– terwijl ik in mijn rijkdom, zo broos en relatief
De puinhoop puinhoop latend, verzorgd getransporteerd
Mij in de suis van airco buigend over ap’ritief
De ziel vervuld van stijgingsroes, de angst van angst verleerd
Bij nacht er tussenuit kneep, stillig als een dief –
De uitzichtloze zwervers in haar vuilnis
Gelaten bleven zoeken naar vervulling
Vervuiling in de wind slaand, zonder water
Een handdoek om de schouders, bij wijze van verrulling?
Patze maakt matze
Van lustige lurf
Maar ze rolt de koek dunner
Dan smaakloze turf
En wat overlijft is ouwel –
Schenk ons méér gewauwel!
In reactie op pamflet, onder schuilnaam ‘Patty’ verspreid bij Neerlandistiek. Handelde over Lurf nr. 1 en noemde mij ‘Vice guy Chielie’.
Wat vult er mijn dromen
Met goudgele glans;
Wat tooit er jouw hoofd
Met een stralenkrans?
Wat stijgt, als bewustzijn
Alleen nog maar valt?
Groter dan goedheid:
Het is mijn pal malt!
Wat rood is wordt oranje
Wat snijdend was wordt ‘lèuk’
‘Houzee!’, en steeds meer franje
Want versiering slaat geen deuk
Weg met de verzuiling,
En weg met alle scherpte
Werken op gemoed, behuiling
Nooit lawaai, vooral geen snerpte
‘Samen’ tegen beeldvervuiling
Blij met mijn omdijkte ziel
Verbijt ik mijn verdriet
Hollanders, uw zieke stiel
Ik haat, ik mòet uw slapte niet.
Alles in dienst van het zwaard op mijn schouder
Ontken ik mezelf en hervind me, veel ouder
Kouder, gespleten doorgroefd, ver heen
Maar trotser, en sterker van geest, dan voorheen
Spraakmakender sluimert mijn olifantswraak.
Als antwoord op Sinterklaaslied van Willem & Von.
Zwevende zuipschuiten zwieren zwaar
Dreunend door diesel, drammend doorheen
Loodgrijze luchten, lallenden lam
Krakend karkas, kruipsuizend klam
– kort van memorie, de ijdelheid draagbaar
walsende waanzin maal ploeterend veen –
Rammelend ruwhout, rottende regen
Tredvast terrein, talmt tandeloos tegen
Pazuzu, uw slaven verzoeken om haat.
Naar aanleiding van, maar niet over, het zwevende feest in Douglas Adams’ ‘Hitchhikers guide to the galaxy’.
Droom: als we allemaal
Eén per planeet
Herleiden wat kaal
En wreed aan ons vreet
Droom: geen problemen
Tot ooit, mettertijd
Alle blasphemen
De haat en de nijd
Onder de voet
En de ogen op steeltjes
Vlees zonder bloed
Gelopen als speeltjes
Door kindertjes zoet
– perfide kasteeltjes.
Schermer’s Syntaxis en Semantiek.
Rospaarse rozen
& rafelranden –
Loosbare brozen
Houterige ganzen
Schutterig voor ramen
‘Wakend’ waar de sukkels ranzen
Vergeelde biggeltranen
Op het bruinvervuilde hoofd
Sentimentgevulde kranen
Liever berooid
Dan omgeven met prullen
Als nullen met prutspul getooid.