Alle toeters gaan kapot
als ik mijn zin ooit krijg
Daar zorg ik dan niet zelf voor
want ik kan niks met een bal.
Maar als het ooit gebeuren zal
dan juichen wij in koor
totdat, gesloopt en schor, ik neerzijg
ladderzat en zot.
Alle toeters gaan kapot
als ik mijn zin ooit krijg
Daar zorg ik dan niet zelf voor
want ik kan niks met een bal.
Maar als het ooit gebeuren zal
dan juichen wij in koor
totdat, gesloopt en schor, ik neerzijg
ladderzat en zot.
Maar dat is van Lotje
en dus ook heel getikt
Je maakt de tijdbom zelf
verbaast je als ’t fikt
en gaat dan lopen klagen
dat het echt niet eerlijk is
dat men zich gaat gedragen
naar wat ik deerlijk mis
zoals ook ieder ander doet:
een faire kans te groeien
naar wat kan en hoort en moet;
het helen laten bloeien
Niet alles schittert dat goud is
Het pad gaat niet altijd rechtdoor
maar de weg doet dat wel, voor
wie vecht tegen hel voor-ie oud is
Wat recht is wordt nooit krom
Wie dient vertrapt geen ander
Helpen helpt, blijft schrander
Doe wel en zie niet om.
Voor op de bedankkaart i.v.m. het overlijden van mijn vader.
Lede ogen maken
mededogen zoek
na eeuwen van verdrukking
en vervolging ligt dat
kotsend in de hoek
en dat van beide kanten
het bloed druipt hier nog ongezien
maar niet vergeten uit de spanten
weiger toch te kiezen
dat brengt slechts verliezen.
Slachthuis, Haarlem.
Houdt mij niet meer tegen
Stop mij niet meer af
Dan ga ik om u heen bewegen
Dan vind ik u laf
en nog fascistisch ook
Want over dit, mijn leven
ga ik, niet u en als ik kook
dan kook ik van het geven.
Dat geven moet ik vaker doen
het geeft me energie
Jammer als u dat niet ziet
maar toch hoe ik het zie
Ik hoor uw woord ‘moeten’ niet
Ik heb het mijne en da’s zat
dát is wat mij brengt tot doen.
Voila, dan weet u dat.
Je doet het voor vriendinnen
maar nooit voor je eigen
die probeer je te behoeden
voor de zorg en als ze dreigen
Daar gaat je dag
je rust, je levenswerk
je lust en leven op het werk
beleven en je lach
Het is zo’n dag
waarop ze broeden
die waarop ze zinnen
Hemel, het is zondag.
De herfstmug die, stervend
de mens tracht te teisteren
lukt dat niet bijster en
werkt niet heel wervend
is wat verwend met de zomer wellicht
Een stervende herfstmug is geen gezicht.
In mij leeft een peilloze haat
jegens het onfatsoen
dat denken dat niet denkt “Doen wat je kunt”
maar “Doen omdat het kan.”
Dat “Hadden ze maar niet moeten worden.”
Dat “Sterker is beter, fuck andermans pijn.”
Dat “Winnen rechtvaardigt mijn zielloos venijn.”
Dat “Als je niet meewerkt dan stuur ik mijn horden.”
Daar vind ik dingen van.
En daarmee doe ik, is het punt
wat ik, vind ik, moet doen:
niet schieten maar stemmen. In dienst van de staat.
Een deugende overheid dient.